Omwille van twee interviews in 2000 waarin ik opkwam voor de waarden en de opdracht van een onafhankelijke en integere pers, eindigde mijn partnership van 27 jaar met de familie Van Thillo bruusk en brutaal. Het was het begin van een vijftien jarenlange pijnlijke en dure juridische slijtageslag voor mijn professionele nalatenschap en financiële rechten. Een verhaal van vallen en opstaan, hoogten en laagten en cliffhangers alsof het om een soap ging. Een verhaal waarin de onafhankelijke journalistiek het liet afweten, de democratische rechtstaat mij meermaals in de steek liet en een arbitrage van Cepina, het Centrum voor Bemiddeling en Mediatie, amper moeite deed om de collusie tussen diverse van haar leden-arbiters te camoufleren. Vanaf de eerste arbitrage werd duidelijk dat het niet zou gaan over waar ik mee bezig was, de pers, maar het zou gaan over waar de tegenpartij mee bezig was, de commerce.
De reden dat ik voor een keer kranten en tijdschriften aanschreef voor een interview over de stand van zaken in mijn vakgebied, had te maken met hoopgevend nieuws dat uit de Verenigde Staten was overgewaaid. In december 1999 verscheen in diverse kranten, van The New York Times tot Het Algemeen Dagblad in Nederland, en op de website www.Salon.com het verhaal van de Meltdown bij de Los Angeles Times. De kersverse uitgever van de legendarische krant Kathryn Downing moest na een jaar opstappen na een protestactie van de hoofdredacteur en zijn journalisten. Kathryn Downing had de muur tussen de redactie en de commercie neergehaald. She broke down the wall between church and state. De hoofdredactie had ontdekt dat ze de inhoud van redactionele initiatieven zoals bijlagen en weekendmagazines of redactionele projecten die zij had doorgedrukt, in het geheim had laten sponsoren of verkocht aan commerciële partners. Ze waakte er over dat de content aansloot bij wat ze de sponsors of mede-investeerders had beloofd.
De redactie van de Los Angeles Times kwam in opstand. Ze publiceerde een extra bijlage in de eigen krant met haar bevindingen . Ze excuseerde zich bij de lezers voor deze aanslag op haar onafhankelijkheid en haar integriteit. Kathryn Downing moest vertrekken.
Alleen René De Witte van De Tijd en Jaak Vandijck van de Gazet van Antwerpen/Het Belang van Limburg reageerden positief op mijn vraag. De interviews verschenen in hun weekendkranten van 6-7 mei 2000. Vandijck verwees in zijn inleiding naar wat er in de VS gebeurde en dat dat de reden was voor zijn interview met mij. De redactie van De Tijd koppelde aan het interview dat op een binnenpagina stond, een artikel over de nakende beursgang van De Persgroep op zijn voorpagina. De beursgang was aangekondigd alsof het om een primeur ging . De onthulling van de beursgang was niet door René De Witte geschreven die het interview met mij had afgenomen . Het was het werk van zijn collega's Bert Broens en Patrick Claerhout . Ze hadden mij niet gecontacteerd. De Witte had mij niet gemeld dat mijn interview zou worden gekoppeld aan de primeur van zijn collega's. Ik betreurde het maar respecteerde de onafhankelijkheid van René De Witte en van de De Tijd-redactie.
In de interviews klaagde ik de kwalijke evolutie aan in de pers: de overdreven mediaconcentratie en de nefaste gevolgen voor de redactionele inhoud, het pluralisme en de kwaliteit van het nieuws; de maximalisatie van het profijt ten koste van diepgravende onderzoeksjournalistiek; de commercialisering en trivialisering van het nieuws; de druk op de onafhankelijkheid van de redacties en zijn journalisten, de vrees voor represailles en het dictaat van de omerta, en de dramatische gevolgen daarvan op de publieke opinie en de sociale democratische rechtsstaat, het uithollen en het opheffen van de Vierde Macht. Ik pleitte voor herbronning, (zelf)regulering, sterke redacties en een betere bescherming voor de journalisten die opkomen voor de basics en waarden van het vak en voor de democratische vrijheden en verworvenheden. Ik pleitte voor een sterke openbare omroep. En, hoe durfde ik, ik riep de journalisten op om in opstand te komen!
Mijn waarschuwingen werden weggelachen. Geen enkele journalist van de zogeheten onafhankelijke mainstream media bekommerde er zich om. Alleen De Morgen berichtte op maandag 8 mei 2000, twee dagen nadat de interviews waren verschenen, over de mogelijke beursgang van De Persgroep. In het hart van het De Morgen-artikel stond een opvallende streamer, een intrigerend zinnetje dat ik aan De Morgen zou hebben meegedeeld:’ Van Liefferinge: Van Thillo wil langs kassa passeren.’ De Morgen liet met de quote uitschijnen dat de krant met mij had gesproken, maar dat was niet gebeurd. Het artikel verscheen met de melding Eigen berichtgeving. Het was niet ondertekend. De eigen berichtgeving van De Morgen beschuldigde mij die “verantwoordelijk is voor de invulling van Dag Allemaal en andere bladen van De Persgroep” op basis van een anonieme bron de beursgang van de groep aan De Tijd te hebben gelekt: "Vermoed wordt dat Guido Van Liefferinge het nieuws over de beursgang van De Persgroep heeft gelekt.’ Vermoed door wie? Dat ‘vermoeden van het lek werd een ‘vertrouwensbreuk’, een erg rekbaar begrip dat gebruikt werd om ons partnership eenzijdig te verbreken.
René De Witte bevestigde meermaals dat ik de mogelijke beursgang van De Persgroep aan hem niet had gelekt.
De toenmalige hoofdredacteur van De Morgen, Yves Desmet, kwam niet verder in zijn krant dan dat ‘Van Liefferinge de democratie ging redden.’ Uiteraard ging ik de democratie niet redden, maar ik deed wel een poging om mijn steentje te verleggen in een meanderende democratische samenleving die in een stroomversnelling terechtkwam waar plotse draaikolken haar voortbestaan bedreigden.
De journalisten die de legitieme bewakers hadden moeten zijn van de persvrijheid en mijn recht op vrije meningsuiting, keken de andere kant op. De vrees voor represailles of zelfs jobverlies zaten er goed in. De afgunst voor mijn enorme succes met Joepie, Dag Allemaal en Goed Gevoel werkte als een rode lap op een stier. Het was de aanzet voor een geïnstitutionaliseerde leugencultuur waar we nu middenin zitten en waardoor het vertrouwen van de burgers in de overheid en zijn instellingen, maar ook in de journalistiek grotendeels zoek is.
Ik overdrijf, ik dramatiseer, denkt u. Ik begrijp dat. Het zijn de voor de hand liggende reacties van de meeste mensen die dagdagelijks ander kopzorgen hebben dan de sluipende manier waarop ze met mondjesmaat, maar doortastend de voorbije decennia onwaarheden, leugens, vals nieuws en alternatieve feiten krijgen ingelepeld tot ze waarheid werden en waarbij de kritische vragen niet meer werden gesteld. De ontwrichtende digitale revolutie heeft de gevolgen ervan verveelvoudigd . De pers werd de mainstream media. De pers geraakte in diepe crisis en mede daardoor de Westerse democratie die wat mij betreft tot nog toe het minst slechte samenlevingsmodel is. Daarvoor waarschuwde ik in 2022 in mijn boek ‘Fuck de media, red de pers’. Het werd door de mainstream media doodgezwegen. En dan moest het immense impact van de artificiële intelligentie (AI) nog zichtbaar worden die met een supersonische snelheid wereldwijd de samenleving aan het veranderen is op een manier dat we ons niet kunnen inbeelden.
Mijn oprechte analyse waarmee ik de stand van zaken schetste in het nationale en internationale medialandschap in 2000 betekende voor mij het vroegtijdig einde van mijn professionele loopbaan van meer dan veertig jaar. De daaropvolgende jaren werd mijn succes, mijn professioneel CV en de erkenning van wat ik had gerealiseerd doelbewust uitgewist, met aanvallen vanuit onverwachte hoek. Ik kom er in volgende Posts uitgebreid op terug.
Een uitgever van boekskes had geen recht van spreken volgens de journalisten van de zogeheten kwaliteitskranten. Ik werd niet een keer gevraagd om mijn verhaal te vertellen over wat er precies aan de hand was. Zelfs gebruik maken van mijn recht op vrije meningsuiting en opkomen voor mijn legitieme rechten was in de ogen van mijn gewezen partners een groot misdrijf.
Kind van de jaren ‘60 moest ik spontaan denken aan het chanson ‘La vérité’ van de Franse chansonnier Guy Béart. “Le premier qui dit la vérité , il doit être exécuté’ zong hij in het woelige jaar 1968. Hij viseerde in het bijzonder Jean-Paul Sartre en zijn fanclub die weigerden de terreur van de de goelags, de straf- en werkkampen van Stalin waar miljoenen mensen omkwamen, te veroordelen, maar vernoemde hem niet. En hij eindigde zijn lied met ”Ma chanson a dit la vérité, vous allez m’exécuter ”.
Tien jaar eerder was de Franse schrijver en filosoof Albert Camus om dezelfde redenen hetzelfde overkomen. Hij werd door de intellectuele bourgeoisie rond Sartre en Simone de Beauvoir uitgespuwd. Toen Camus in 1957 de Nobelprijs voor de Literatuur kreeg, staken ze uit pure afgunst nog een tandje bij. Hij werd gemeden als de pest.
Lees ook: PERS IN ADEMNOOD, MEDIA DOODZIEK(deel 2)
Volgende keer: DE CHEERLEADER ISABEL ALBERS