De kranten hadden het na mijn interviews over de beursgang van De Persgroep zonder mij daarbij nog te vernoemen. Ze hadden geen aandacht voor mijn journalistieke boodschap. Ook niet voor de beschuldigingen van De Morgen dat ik de beursgang van De Persgroep had gelekt. Uitgezonderd Isabel Albers van De Standaard…
Wat vooraf ging : In 2000 gaf ik uitzonderlijk twee interviews over de stand van zaken in de pers en de gevaren die haar bedreigden. Ze verschenen in De Tijd en de Gazet van Antwerpen/Het Belang van Limburg van het weekend van 6-7 mei 2000. Op 8 mei werd ik in De Morgen beschuldigd van de mogelijke beursgang van De Persgroep te hebben gelekt en werd ik gequoteerd zonder dat de krant met mij had gesproken. De artikels en de beschuldiging in De Morgen werden door mijn partners, de familie Van Thillo, aangegrepen om me van een vertrouwensbreuk te beschuldigen . Het betekende het begin van het einde van mijn partnership met haar en het begin van een nachtmerrie die voortduurt tot op de dag van vandaag.
Over toeters en bellen en donkere wolken
De media-expert van De Standaard, Isabel Albers, eiste meteen een hoofdrol op die in de loop der jaren diverse gedaantes zal aannemen die crescendo gingen van ‘officieuze’ woordvoerder van Christian Van Thillo en zijn Persgroep tot cheerleader en fanidolatrie.. René De Witte van De Tijd zou tot tweemaal toe bevestigen dat ik de beursgang van De Persgroep niet had gelekt. Aan het einde van zijn interview had hij mij verteld dat er een beursgang van De Persgroep werd voorbereid en mij uitgelegd hoe dat zou gebeuren.
Enkele dagen later, In De Standaard van 11 mei 2000, verscheen een artikel van de hand van media-expert Isabel Albers die dat wel deed. Ze breide er een vervolg aan. De toeters en bellen voor Christian Van Thillo ontbraken niet. Ze bleek ook goed op de hoogte te zijn van zijn privéleven. Nathalie, de vrouw van Christian, was zwanger van hun eerste en enige kind, een dochter. Het was een primeur. Isabel Albers had hem gebeld. Ze had hem om een reactie gevraagd op mijn interviews. Ze kwam tot een merkwaardige conclusie:
‘Nu lijken bij uitgeefdochter Sparta weer donkerwolken te dreigen. Guido Van Liefferinge die Sparta leidt, liet zich bijzonder kritisch uit over een aantal mensen van De Persgroep en VTM. Van Thillo zegt het intern te zullen oplossen.’
Isabel Albers kondigde een ‘interne oplossing’ aan voor de ‘weer donkere wolken‘ die bij Sparta dreigden. Ze wist dus meer dan ik. Ze oordeelde eigenmachtig dat ik mij kritisch had uitgelaten over een aantal mensen van De Persgroep. Wie de mensen van De Persgroep waren waarover ik het had, noemde ze niet bij naam en ze wist waarom. Goedele Liekens en Hans Bourlon en Gert Verhulst waarover ik het had in het interview in De Tijd waren geen Persgroep-mensen. In de Gazet Van Antwerpen was de beursgang noch de druk op mijn redactie door mistevreden BV’s ter sprake gekomen omdat Jaak Vandijck daar geen specifieke vragen over had gesteld.
Ik had in De Tijd uitgelegd hoe celebrity ‘s die het niet eens waren met de scherpe tv-recensies van Mathias Danneels in Dag Allemaal alles uit de kast haalden om ons te doen inbinden. Op een bepaald ogenblik eiste la Liekens zelfs dat ze vooraf inzage zou krijgen over wat we over haar programma’s nog zouden schrijven. Dat feest ging uiteraard niet door. Ook Eric Claeys, de directeur van VTM, was geen echte Persgroep-man. VTM was op dat moment een fiftyfifty joint venture van Roularta en De Persgroep. Rik De Nolf van Roularta voelde zich niet aangesproken. Waarom maakte Christian Van Thillo er dan zo’n halszaak van?
Later zou de advocaat van De Persgroep, Geert Glas, in mijn procedure argumenteren dat Claeys wel als een echte Persgroep-man moest worden gezien. In een andere zaak tussen VTM en het productiehuis Medialounge zou meester Glas zonder te verpinken bepleiten dat Eric Claeys helemaal niet als een Persgroep-man mocht worden gezien omdat De Persgroep maar 50 procent van de aandelen van VTM had. Die bocht van 180 graden en compleet tegenovergestelde versies was nodig voor twee redenen: mij willens nillens te kunnen beschuldigen dat ik De Persgroep viseerde en om elke zweem van collusie te ontkrachten tussen diverse arbiters van Cepina, het Centrum voor Bemiddeling en Mediatie, en de machtige persgroep, zowel in mijn procedure als in deze van Medialounge.
Had Isabel Albers mij ook niet even moeten bellen en naar mijn mening vragen? Het ABC van de journalistieke deontologie? Mijn telefoonnummer vond ze blijkbaar niet. Ze deed in elk geval geen enkele poging om mij te contacteren. Ze had ook een en ander kunnen toetsen aan de realiteit door mijn hoofdredacteuren en redacteuren te bevragen. Maar dat deed ze evenmin.
De magazinemakers
Sprong terug in de tijd. Ik had kunnen weten dat Isabel Albers zich reeds jaren voordien als een officieuze woordvoerster had aangeboden voor Christian Van Thillo en Christophe Convent met andere motieven dan om aan kwaliteitsjournalistiek te doen. Ze profileerde zich mine de rien jarenlang als hun cheerleader, in een concurrerende krant nota bene. Niemand in het wereldje had dat in de gaten. Zelfs De Standaard-hoofdredacteur Peter Vandermeersch en -collega’s hadden het niet door. Dat is de reden dat het zoveel jaren heeft geduurd vooraleer ikzelf nog maar begon te vermoeden hoe Isabel Albers haar pen misbruikte om de Van Thillo’s ter wille te zijn en mij in een kwaad daglicht te stellen. Als je daar zelf niet mee bezig bent, ontgaan je dat soort kwalijke praktijken. Ik had het bovendien veel te druk met het bewaken van het succes van Dag Allemaal en de andere bladen en de creatie van nieuwe titels.
In de zomer van 1998 kreeg ik telefoon van Isabel Albers. Ze was 26, mediaexpert van de gezaghebbende De Standaard. Ze maakte voor de krant een zomerreeks over Vlaamse tijdschriften, zei ze, en meer bepaald over de mensen die tijdschriften creëren . De magazinemakers heette de reeks. Ze wilde interviews afnemen van de mensen achter de meest succesvolle titels die iedere week in de krantenkiosk lagen. Hoe kwam zo’n blad tot stand? Wat zorgde ervoor dat het publiek het kocht? Hoe functioneerde de markt van de tijdschriften? Wat was de succesformule? Isabel Albers zou bij onder meer Jan Vandewyngaerden van Flair en Guy Mortier van Humo langsgaan, en ze wilde ook een gesprek met mij.
Ik had niet de gewoonte om de schijnwerpers op te zoeken. Het BV-schap was aan mij niet besteed. Maar in het kader van zo’n reeks vond ik de aandacht wel gepast. Ik gaf mijn toezegging en maakte een concrete afspraak met haar op de redactie van Sparta in Schelle. Ik arriveerde iets later dan afgesproken wegens wat fileleed onderweg. Mijn secretaresse meldde mij dat ze al in een apart zaaltje zaten te wachten. Isabel Albers en een fotograaf vermoedde ik. Tot mijn verbazing bleek Isabel Albers ook Christian Van Thillo uitgenodigd te hebben. Het werd dus een dubbelinterview, en dat had ze me niet gezegd. Het vloekte met alle regels van de deontologie van de journalistiek.
Ik snapte eerlijk gezegd ook niet goed waarom ze Christian Van Thillo gevraagd had. Hij was tot op dat moment op geen enkele manier betrokken geweest bij het succes van de titels die ik had gecreëerd. Hij had zelf nog geen enkele titel gelanceerd.
Ik had moeten opstappen. Ik weet nog altijd niet waarom ik mij dat door Isabel Albers georkestreerd spektakel heb laten opdringen. Wellicht had het te maken met het diep dal waarin ik op dat moment zat. Het kon mij allemaal niet zoveel meer schelen. Na 25 jaar aan het roer te hebben gestaan van een schimmige uitgeverij waarvan ik de meest succesrijke en meest winstgevende van het land had gemaakt en de immense druk en aanvallen op de onafhankelijkheid van mijn redactie de voorbije vijf jaar zat ik letterlijk op mijn tandvlees.
De ‘Parel van de Persgroep’
Isabel Albers begon met wat inleidende smalltalk. Ze richtte zich daarna meteen tot Christian Van Thillo met een aantal zakelijke en financiële vragen. Ze bood hem een rode loper aan waarvan hij dankbaar gebruik maakte. Het gaf hem de kans om het gesprek helemaal naar zich toe te trekken en het niet meer af te geven. De magazinemaker, over wie het in haar zomerreeks eigenlijk had moeten gaan, zat erbij en keek ernaar. Ik moest Albers er toch niet attent op maken dat een dubbelinterview met twee geïnterviewden gebeurt? Daar was het haar vanaf het begin niet om te doen geweest, zou achteraf uit haar verslag van het interview duidelijk worden.
In de inleiding van haar artikel kreeg Christian Van Thillo alle credits voor het jarenlange succes van de tijdschriftenuitgeverij Sparta, de ‘parel van De Persgroep’. Isabel Albers concludeerde dat hij de drijvende kracht was geweest achter de schitterende financiële resultaten van Sparta waarvan Christian de cijfers van 1997 euforisch had mogen toelichten:
'318 miljoen winst op een omzet van 1,2 miljard fr., een winstverhouding van 26 procent:’ Dat is een uitstekend rendement. Weinig tijdschriftenconcurrenten in binnen-en buitenland doen ons dat na. Ter vergelijking : VNU wil bij dochterbedrijf Mediaxis, de grootste concurrent van Sparta op de tv-bladenmarkt, 15 procent return on salesgerealiseerd zien'.
Met eenzelfde pennenstreek voegde Isabel Albers er in haar artikel een aantal leugens aan toe waarover met geen woord was gesproken tijdens het interview. Ik had geen flauw vermoeden waar ze die vandaan haalde of wie ze haar had ingefluisterd. Ik had in die jaren nog volledig vertrouwen in de integriteit van de collega’s. Ik had het niet gepast gevonden om te vragen haar tekst vooraf te mogen lezen en goedkeuren. Ik was naïef en dom. Machtsmensen doen dat wel omdat ze de volledige controle willen behouden op het narratief en wat over hen verschijnt. Maar dat Isabel Albers zich achteraf beschuldigingen liet influisteren om mij te framen en die bedoeld waren om mij te schaden was van een andere orde. De leugens gingen van dan af een eigen leven leiden zonder dat ik een keer de kans kreeg om die te weerleggen, laat staan ze te stoppen. De eerste ontkenning van de feiten was meteen raak:
‘Guido Van Liefferinge tekent al jaren voor de redactionele aanpak bij Sparta en is de geestelijke vader van Joepie en Dag Allemaal, en hoewel hij de wereld afreist, nog altijd over de tijdschriftenuitgeverij regeert, zij het vaak per fax en telefoon vanuit een verre uithoek.’
Dat was flauwe stemmingmakerij waarover geen woord was gezegd. Hoe zou dat ook gekund hebben? Ik was in die periode volop bezig met de creatie van twee nieuwe maandbladen, Auto(wereld) en Genieten, die een jaar later zouden verschijnen, en twee andere, een nieuwsmagazine Global en een vernieuwend vrouwenblad Eva die nog in een embryonaal stadium waren. Tegelijkertijd hield ik de redactie van het kroonjuweel Dag Allemaal bij de les. Waar haalde Isabel Albers dat dan?
Verder in het artikel deed ze er alles aan om mijn succes van de voorbije 25 jaar te minimaliseren zonder een conclusie ervan hard te maken en waarover tijdens het interview evenmin iets was gevraagd of gezegd:
Dag Allemaal heeft zijn eerste plaats van meest verkochte tijdschrift in België verloren aan Ciné-Télé- Revue door de lancering van TV-Familie. (…) Dag Allemaal deed het in 1984 behoorlijk zonder meer(…) en de oplage topte in 1987 op 78.00 exemplaren. (…) Ook de rek van het gezondheidsblad Goed Gevoel (68.000exemplaren) lijkt eruit.
Dat Dag Allemaal tijdelijk zijn titel van meest verkochte tijdschrift van het land verloor aan Ciné-Télé-Revue kon mij geen bal schelen.Vlaanderen was mijn territorium en daar was het mij om te doen. De strategische lancering van TV-Familie paste in mijn langetermijnvisie voor Dag Allemaal om TV-Expres maar vooral Humo doelgerichter te kunnen beconcurreren en te onttronen. Dat was mij veel meer waard dan een tricolore lintje.
Dag Allemaal deed het in 1984, het jaar van de lancering, voortreffelijk, gezien de beperkte middelen waarmee het blad werd gemaakt en het zero promotie- en reclamebudget waarmee het werd gelanceerd. Het was na enkele maanden zelfs winstgevend. Ludo Van Thillo, de vader van Christian, had het licht niet moeten uit doen indien het blad nog verlieslatend was na drie maanden, zoals hij mij voor de lancering op het hart had gedrukt. Ook haar opmerking over de tanende rek van het eveneens winstgevende Goed Gevoel was een misplaatste losse flodder. Opvallend ook, mediaexpert Isabel Albers repte met geen woord over de belabberde toestand van de krantenuitgeverij en andere media van de familie waarvan de resultaten op dat moment bloedrood kleurden. Daardoor hoefde ze - doelbewust? - de belangrijkste conclusie niet te maken die in haar analyse ontbrak. De winsten van Joepie, Dag Allemaal, Goed Gevoel enzovoort, en de andere initiatieven (specials, collector’s items, puzzelbladen, boeken, hit-verzamelelpees) hadden vanaf 1974 tot begin de jaren ‘90 de slabakkende media-activiteiten van de familie van de ondergang gered.
Er stonden wel meer eigenaardige zaken in het artikel van Isabel Albers die kant noch wal raakten, en waar ik tijdens het interview geen woord had over gehoord. Zo noteerde ze dat ‘Christian Van Thillo alleen maar een blad lanceerde als hij daarvoor de gepaste hoofdredacteur had gevonden.’ Waar haalde ze dat?
Christian Van Thillo en ik hadden ons lot voor het maken van tijdschriften exclusief aan elkaar verbonden. Uiteraard mocht Christian voorstellen doen voor een nieuwe titel maar hij was contractueel verbonden om zijn idee eerst aan mij voor te leggen. Wilde ik het om welke redenen ook niet uitgeven - geen duidelijk profiel, te kleine doelgroep, weinig slaagkansen - had hij vanzelfsprekend het recht om het zelf te doen of een hoofdredacteur te zoeken die het voor hem kon doen. Dat was in de tien jaar die ik met hem samenwerkte niet een keer gebeurd. Na mijn vertrek zou hij drie titels lanceren die sneller werden opgedoekt dan ze waren verschenen.
Mijn visie over populaire journalistiek die ook kwalitatief en waardevol kan zijn, was verkapt en fel ingekort weggestoken in een klein kaderstuk onderaan de dubbele pagina:
Hollywood, politiek en VTM kleuren de dag van Dag Allemaal
Dat was niet zo’n onschuldig titeltje als de doorsnee lezer mocht vermoeden. Het was tendentieus en misleidend. Vanaf de explosieve stijging van de verkoop van Dag Allemaal deden mijn concurrenten er alles aan om mijn succes uitsluitend te wijten aan de start van VTM op 1 februari 1998 en aan celebrity-nieuws. Ze deden dat in de eerste plaats om hun eigen falen te vergoelijken. Hun zelfgenoegzaamheid en dedain voor alles wat populair was had hun parten gespeeld. Ze hadden mij een boulevard op een autoloze zondag aangeboden. Toen ze dat door hadden was het te laat. Ze zouden uit een ander vat moeten tappen.
Als het zo simpel was geweest, had elke uitgever van familiebladen zijn wagentje aan de VTM kunnen aanhangen.
Dag Allemaal had evenveel aandacht voor de VRT-programma’s alsook voor de fel bekeken programma’s van de Nederlandse openbare omroep, overeenkomstig zijn redactioneel beleid om ‘alle kijkers ongeacht naar welke zenders en welke programma’s ze keken en hoelang ze dat deden onder hetzelfde dak te verenigen.’ De titel dekte de lading.
De steile opgang van de hernieuwde Dag Allemaal was reeds begonnen in september 1988, zes maanden voor de start van de commerciële zender. Op dat moment verkocht het blad zo’n 73.000 exemplaren. Tegen de start van VTM op 1 februari 1989 was de verkoop reeds verdubbeld tot meer dan 140.000 exemplaren . Het was ongezien. We hadden de oorlog nog niet gewonnen maar al zeker een veldslag, tot spijt van wie het ons benijdde.
Dat had in de eerste plaats te maken met de enorme metamorfose die Dag Allemaal overnacht had ondergaan. De redactionele spreidstand van amusement, beklijvende interviews met al wie naam had en integere onderzoeksjournalistiek (notaris X , de zelfmoorden van Kasterlee, de misbruiken in de kerk, pedofilie ) tot geloofwaardige informatieve human interest-verhalen (hiv, euthanasie, abortus, de asbest-slachtoffers ) en, jawel , ook de vele primeurs van celebrity’s en de beste tv-gids, had zijn doel niet gemist . En, zoals ik eerder aanstipte, er kwam extra steun uit onverwachte hoek. De eigengereidheid en genoegzaamheid waarmee de hoofdredacties van Humo en TV-Express neerkeken op alles wat populair was, ontplofte als een boemerang in hun gezicht.
De afgunst in het wereldje was groot. Vooral onze grootste concurrent Humo had het er moeilijk mee dat Dag Allemaal zijn decennialange hegemonie van de bladenmarkt in recordtijd had doorbroken. Bovendien hadden we het lef te ontmaskeren dat hún onderzoeksjournalistiek niet zo integer was als ze zelf propageerden. Dag Allemaal werd afgeschilderd als VTM-moniteur dan weer als VTM-lijfblad. En naargelang het hen op een bepaald moment beter uitkwam, werden we opgevoerd als de VTM-belagers en -ondergravers. Humo kon daarvoor vooral rekenen op een misnoegde celebrity, Goedele Liekens. Ze verdroeg geen spatje kritiek. Ze was vast besloten in haar eentje de onafhankelijkheid van de redactie van Dag Allemaal te slopen . Vooral de TV-kritiek van Mathias Danneels over bepaalde van haar seksprogramma’s moest het ontgelden . Toen zijn scherpe kritiek over haar uitgesponnen programma over ‘luierseks’ haar in het verkeerde keelgat was geschoten, ontbond ze al haar duivels. Ze kreeg in Humo onbeperkt ruimte om mij en mijn redactie valselijk te beschuldigen van alles en nog wat. Een weerwoord kregen we niet.
De luis in de pels
Sprong vooruit in de tijd. Isabel Albers had op 9 november 2000 in De Standaard de primeur van de voorlopig ‘definitieve’ breuk van mijn partnership met de familie Van Thillo.
De dag daarvoor had een rechter in kort geding, Evrard Janssens de Bisthoven, op verzoek van De Persgroep, Christian Van Thillo carte blanche gegeven om mij aan de deur te zetten en beslag te leggen op mijn inkomen. De uitspraak van de alleen zetelende kort geding rechter zou tot twee keer toe vernietigd worden door het Hof van Beroep. Ik kreeg gelijk . De situatie van voor de ingebrekestelling door Christian Van Thillo moest telkenmale door hem worden hersteld. Het betekende dat ons partnership niet was beëindigd; dat hij mij verder moest laten werken en dat hij mijn financiële rechten moest blijven betalen. Maar intussen was het kwaad geschied. Ik was in een justitiële mallemolen terecht gekomen waardoor mijn advocaten er om redenen die ik nog altijd niet snap, er niet in slaagden de uitspraak van het Hof van Beroep te doen uitvoeren. De rechtstaat liet mij in de steek. Het zou niet de enige keer zijn. Ik kom er in latere blogs uitgebreid op terug.
Isabel Albers noemde mij in haar primeur die op de voorpagina van De Standaard verscheen onomwonden ‘omstreden.’ Ze kende mij ook de geuzentitel ‘de luis in de pels’ toe. Het had er haar toe kunnen besluiten dat ik ‘niet vies was van commercie maar altijd een journalist in hart en nieren was gebleven’ zoals Jaak Vandijck enkele maanden voordien in de Gazet van Antwerpen had onderstreept. Maar dat interesseerde haar niet. Ze voegde er integendeel nog wat leugens aan toe die de breuk en de uitspraak in kort geding moesten verklaren en die ze in elk geval niet bij mij had vernomen en nog minder bij mij had gecheckt. Maar ook merkwaardig, voor de allereerste keer maar meteen ook voor de allerlaatste keer, werd vooraan in het artikel mijn succes publiekelijk bevestigd en erkend wat ik voor De Persgroep had gerealiseerd:
‘Guido Van Liefferinge, de man die tijdschriftenuitgeverij Sparta heeft groot gemaakt, moet na een conflict met De Persgroep het bedrijf verlaten(…) Omstreden is Van Liefferinge bij De Persgroep al een poos, al ligt dat niet aan de prestaties van Sparta. Het tijdschriftenbedrijf uit Schelle, een 100 procent-dochter van De Persgroep (Het Laatste Nieuws, De Morgen) is met een omzet van 1,7 miljard frank en een nettowinst van 191 miljoen frank een van de meest rendabele media-initiatieven in België. Dag Allemaal, dat door Van Liefferinge werd gesticht, groeide uit tot het meest gelezen (1,3 miljoen lezers) weekblad in Vlaanderen. Andere titels van Sparta zijn Joepie, TV-familie, Goed Gevoel, Goed Wonen, Netwerk en Auto.'
Vanaf dat moment zal dat schitterend palmares niet eens meer een voetnoot waard zijn, niet voor haar en niet voor de andere media-experts. Het ‘trial by media’ dat zij in gang had gezet, zou zijn werk grondig doen. Mijn professioneel CV werd compleet uitgewist ; de erkenning van wat ik voor de mediabedrijven van de familie had betekend, werd mij ontzegd en, last but not least, ik werd gebrandmerkt als een revanchard, een graaier, een deloyale partner die schitterde door zijn afwezigheid. Mijn reputatie werd doelbewust vernietigd op basis van verklaringen en lekken vanuit het hoofdkwartier. Ik fileer ze een na een in volgende posts.
Isabel Albers haalde daarna meteen het grof geschut boven. Ze refereerde aan een telefoongesprek die ze met Christophe Convent had. Mij had ze weerom niet gecontacteerd . Er volgde een opeenvolging van de leugens die ze reeds in de zomer van 1998 in De Standaard had wereldkundig gemaakt:
‘Van Liefferinge werkte eerst als journalist en later als uitgever meer dan een kwarteeuw voor de magazines van Sparta. Maar een ruzie met Christian Van Thillo, gedelegeerd bestuurder en eigenaar van Sparta, ontspoorde zodanig dat die voor de rechtbank moest worden uitgevochten (...) Een al langer lopend dispuut over de winstdeling en een verschil in visie over bladen maken zorgden al een tijdlang voor gensters tussen Christian Van Thillo en Van Liefferinge. Van Thillo ergerde er zich uitermate aan dat laatstgenoemde slechts enkele dagen per maand aanwezig was in Schelle.(...) Toen Van Liefferinge zich dit voorjaar in het openbaar in krasse taal uitsprak over de gang van zaken bij De Persgroep was dit voor Christian Van Thillo de druppel die de emmer deed overlopen.’
Ik werkte niet eerst als journalist voor de magazines van Sparta. Ik was vanaf dag één uitgever en hoofdredacteur van Joepie dat ik in 1973 was begonnen in mijn garage. Ik was de facto verantwoordelijke uitgever van alle titels die ik creëerde. Er was helemaal geen dispuut over de winstdeling. De discussies gingen hoofdzakelijk over de journalistieke onafhankelijkheid en het uitbouwen van de tijdschriftenportefeuille die volgens Christian Van Thillo niet genoeg winst genereerde. Het ging dus eigenlijk wel over geld maar niet over winstdeling. Voor mij was wie wat verdiende aan mijn creaties nooit een probleem. Ik kon leven met wat we contractueel waren overeengekomen. Christian Van Thillo blijkbaar niet, ondanks het feit dat hij een veelvoud verdiende van wat ik opstreek.
De nonsens dat ik amper enkele dagen per maand aanwezig was in Schelle had Isabel Albers al eerder twee keer gelanceerd en mocht uiteraard ook nu niet ontbreken. Ze had, om haar punt te maken, op zijn minst enkele redacteuren kunnen contacteren die met mij dat succesrijke parcours hadden gerealiseerd.
Isabel Albers vermeldde evenmin dat ik al sinds 1973 mijn eigen werkgever was. In mijn overeenkomst met uitgeverij Sparta was alleen vermeld dat ik ervoor moest zorgen dat elk blad tijdig klaar moest zijn voor de drukker. Ik hoefde zelfs aan niemand verantwoording afleggen inzake mijn tijdsbesteding en mijn aan- of afwezigheden op de redactie en waar ik verbleef.
En die krasse taal waarover Isabel Albers het opnieuw had, ging over de ganse mediasector en over de manier waarop een BV publiekelijk de onafhankelijkheid en de integriteit van mijn redactie in vraag hadden gesteld met verzonnen verhalen. Had ik daartegen niet gereageerd en mijn hoofdredacteuren en journalisten niet in bescherming genomen , zat ik er niet op mijn plaats.
De ene rijke boer is de andere niet
Isabel Albers ging verder, goed op dreef:
‘Zelf beschouwde Van Liefferinge de redactionele vrijheid naar eigen zeggen als hoogste goed. Hij kon een gedreven discours houden over de kritische functie van de pers maar boerde zich ondertussen wel rijk met een breed-populaire aanpak van Dag Allemaal.’
Deze aantijgingen hadden nog maar weinig met journalistiek te maken. Dit was pure stemmingmakerij, kwaadaardige framing. Het was een laaghartige aanval van Isabel Albers op mijn integriteit van populaire bladenmaker die grenzen trok waar onmiddellijk na mijn vertrek brandhout zal worden van gemaakt. Het was doelbewuste framing om mij te schaden, waarmee ik tijdens de procedure werd weggezet als een inhalige hypocriet, een graaier die hooggestemde idealen als schaamlapje hanteerde voor zijn eigenlijke drijfveer. Alle inspanningen die ik en mijn redactie in de loop der jaren hadden gedaan om journalistieke bakens te verzetten, zowel bij Joepie als bij Dag Allemaal, bewezen het tegendeel van wat Isabel Albers schreef. Maar geen woord daarover. Wat was er overigens mis mee met het bereiken van een breed publiek en zich daar rijk mee te boeren wanneer dat op een journalistiek verantwoorde manier gebeurde? Had Isabel Albers zich ook niet moeten afvragen hoe Christian Van Thillo zich en met welke breed-populaire aanpak rijk had geboerd en of hij dat op een journalistiek verantwoorde manier had gedaan? En was het bovendien geen journalistieke plicht om iemand die op zo’n lasterlijke wijze met naam en toenaam werd genoemd de kans te geven te reageren?
De lasterlijke beschuldigingen om mij in een kwaad daglicht te stellen werden nog subtieler gespeeld dan ik tot voor kort door had. Tijdens het doorspitten van de berg krantenknipsels ontdekte ik pas de verbanden die vanaf dan als een rode draad door de communicatie van Isabel Albers en Christian Van Thillo liepen. Daarin paste de subtiele precisering van Christophe Convent over mijn constante afwezigheden en waar ik mocht verblijven. ‘In Monaco’, had hij haar ingefluisterd. Isabel Albers had zijn quote netjes en zonder commentaar opgenomen in haar primeur. Hiermee werd voor de gewoontelezer fijntjes gesuggereerd en de perceptie gecreëerd dat met mijn verblijfplaats wel minder onschuldige motieven gemoeid konden zijn die dat zogezegd dispuut over de winstdeling en mijn inhaligheid extra konden benadrukken.
Ik verbleef in werkelijkheid nog altijd voltijds in België. Ik en mijn eenmansbedrijf werden er belast. Ik nam nu en dan een verlengd weekend, in Marbella. De laster over mijn verblijf en wat voor een inhalig personage ik was, werd twee jaar later door Christian Van Thillo opgepikt en door hem omstandig uitgelegd in een interview met Humo. Ik kom er in volgende posts op terug.
Broodnijd en afgunst
Ik was op het moment van het interview doodmoe, dat zeker. Ik had het mij sedert vele jaren gemakkelijker kunnen maken. Ik had een directeur aan het hoofd van de redactie kunnen zetten. Het strookte niet met mijn beroepsethiek. Mijn plaats was op de redactie, tussen mijn mensen.
Vanaf 1997 ontvluchtte ik soms de redactie voor een verlengd weekend. De constante druk vanuit het hoofdkwartier van De Persgroep op de onafhankelijkheid van de redactie van Dag Allemaal en op mij was ondraaglijk geworden. Begin 1997 werd ik afgedreigd om een beladen VTM-dossier over buitenlandse genummerde rekeningen niet te publiceren. Ik zou financieel droog gelegd worden indien mijn redactie met het onderzoek doorging, vernam ik van diverse bronnen. Eric Claeys eiste dat Dag Allemaal geen negatieve recensies meer zou publiceren over de Liekens- of andere VTM-programma’s of er zouden ‘maatregelen’ volgen.
De heftige reacties hadden te maken met het feit dat Christian Van Thillo op het punt stond vijftig procent van de aandelen van VTM te verwerven. Dat was nog niet geweten. Ik en mijn redactie waren er ook niet van op de hoogte. Eric Claeys moest er op toe zien dat nergens nog negatieve artikels verschenen over de zender, om te beginnen in de eigen publicaties.
In de zomer 1997 was het zover. Op alle redacties van De Persgroep werd volgende nota van Christian Van Thillo uitgehangen:
‘Zoals u ongetwijfeld weet heeft De Persgroep sinds 1994 zijn deelneming in VMH, de controleholding van VTM, stelselmatig terug opgebouwd. Recentelijk werden Roularta en De Persgroep verzocht om ook Concentra uit VMH te kopen zodat VMH nu op een 50/50 basis gedeeld wordt. Deze strategie houdt voor De Persgroep aanzienlijke mogelijkheden in voor haar toekomstige groei. Doch tevens dwingt het ons om de volle verantwoordelijkheid op te nemen om VTM’s succes te bestendigen.‘
Er werd verder nog vermeld dat Eric Claeys directeur-generaal werd van VTM maar ‘evenwel lid blijft van het directiecomité van De Persgroep.’ Al de wijzigingen gingen in per 1/7/1997.
De constante bashing van VTM in De Morgen en Humo stopte overnacht. De kanonnen werden voortaan op de VRT gericht. De openbare omroep was onder de nieuwe directeur Bert De Graeve aan een revival bezig. De VTM werd afgetroefd op alle terreinen . Ook op het gebied van de dagelijkse nieuwsuitzendingen, en dat deed pijn.
Eigenlijk waren de sabotage en ongeregeldheden tegenover Dag Allemaal reeds in 1993 begonnen. Ik vernam dat pas in 2022 (!) toen het boekje van Karel Anthierens ‘Gedane Zaken. Hink-stap door de Vlaamse pers’ verscheen. De ex-hoofdredacteur van Humo en Knack verbleef op de redactie van Het Laatste Nieuws waar hij een nieuwsmagazine voorbereidde. Dat was een inbreuk op onze contractuele afspraken, soit. Hij was enige tijd een neutrale en bevoorrechte getuige geweest van het reilen en zeilen op de redactie van Het Laatste Nieuws:
‘Ze zetten zich tot mijn verbazing ook af tegen een blad in eigen huis Dag Allemaal van toen nog Guido Van Liefferinge. Vooral showredacteur Mark Coenegracht was het stijgend succes van Dag Allemaal een doorn in het oog (…) Broodnijd en afgunst bij Coenegracht overtroffen de roddels in showbizz land die hij graag publiek wilde maken’.
Blitz carrière
‘Het geschil moet wel nog ten gronde worden beslecht’ , eindigde Isabel Albers haar primeur, ‘Van Liefferinge zelf kon gisteren niet meer worden bereikt’, een zoveelste leugen. ‘De mens. Direkteur-uitgever Sparta’ die geïllustreerd met een fotootje in het midden van haar artikel prijkte, had geen recht van spreken. Het opzettelijk gecreëerd vals beeld van mijn beroepsactiviteit was er bij de kort geding rechter Evrard Janssens de Bisthoven ingegaan als zoete koek. Dat het bovendien verschenen was in een ‘kwaliteitskrant’ als De Standaard, allicht zijn favoriete nieuwsbron, die geen deel uitmaakte van De Persgroep, vergrootte nog de geloofwaardigheid van de beschuldigingen. Het zal dus wel waar geweest zijn. Hetzelfde fenomeen zal zich voordoen voor de arbitrage van Cepina, het Centrum voor Bemiddeling en Mediatie.
Enige tijd later nodigde ik Isabel Albers uit in een brasserie voor een lunch in de buurt van de redactie van Het Nieuwsblad en De Standaard. Ik was hoofdredacteur van Het Nieuwsblad geworden. Ze kon moeilijk de uitnodiging weigeren van een collega van hetzelfde huis. Het kwam op geen enkel moment tot een open en eerlijk gesprek. Ze ontweek elke directe vraag, schonk al haar aandacht aan de exquise bereidingen op haar bord en de uitzonderlijke rode wijn waarover ze enige expertise etaleerde.
Ik vroeg haar meermaals om mij toch een keer mijn versie te laten vertellen van wat er echt was gebeurd in mijn partnerschap met de familie Van Thillo , of mij op zijn minst een wederwoord te gunnen om de grofste leugens die over mij waren verspreid , te weerleggen. Ze reageerde ontwijkend. De minachting voor de populaire bladenmaker en de bladen die hij had gecreëerd en waarmee hij zich rijk had geboerd, droop van haar mondhoeken.
Het interview kwam er niet. Het paste niet in haar persoonlijke carrièreplanning. Ze bleef op afroep positieve artikelen publiceren over De Persgroep en kritiekloze interviews met Christian Van Thillo en Christophe Convent. Was het toeval dat Isabel Albers enkele jaren later een schitterende lucratieve blitzcarrière zou doormaken en zich rijk zou boeren aan de top van De Persgroep?
Isabel Albers begon haar carrière als bedrijfsjournaliste bij Roularta. In 1997 ging ze aan de slag bij De Standaard op de redactie ‘economie en financiën’. Later maakte ze deel uit van de Wetstraat-redactie met o.a. Wouter Verschelden, Bart Brinckman en Steven Samyn. In 2011 werd ze er chef van. Ze was amper begonnen aan haar nieuwe functie of ze werd door Christian Van Thillo tot hoofdredacteur van de zakenkrant De Tijd gebombardeerd. De Persgroep had vijftig procent van De Tijd/L’Echo’ gekocht. Rossel/Le Soir had de overige vijftig procent in hun joint venture Mediafin.
Isabel Albers maakte een opmerkelijke blitz carrière binnen de top van De Persgroep. In 2016 werd ze algemeen hoofdredacteur van Het Laatste Nieuws. Enkele maanden later werd ze ‘journalistiek directeur nieuwsmedia’ van De Persgroep (Het Laatste Nieuws, De Morgen, Humo). In 2017 vertrok ze opnieuw naar Mediafin/De Tijd. waar ze redactiedirecteur werd. Maar enkele maanden later kwam er onverwacht een verrassend einde aan haar steil en opzienbarend Persgroep-parcours. Roularta en De Persgroep gingen een ruiloperatie aan waarover ik het eerder had en die het medialandschap in Vlaanderen volledig hertekende: De Persgroep verwierf de 50 procent van Roularta in Medialaan en werd daardoor alleen eigenaar van VTM en zijn tv- en radiomerken ; Roularta verwierf de 50 procent van De Persgroep in Mediafin/De Tijd-L’Echo en ontving daar bovenop 217 miljoen euro. De andere 50 procent van Mediafin bleef in handen van Rossel/Le Soir.
Isabel Albers verhuisde van De Persgroep naar Roularta waar ze haar carrière begonnen was. De media-expert had al die jaren haar rol van cheerleader voorbeeldig vervuld.
Het verdienmodel primeert
Mijn ‘trial by media’ was door Isabel Albers op de sporen gezet. De gevolgen waren niet min. Het zou niet meer stoppen.
Ik werd door Piet Piryns en Joël De Ceulaer gevraagd voor een interview voor Knack. Ze wilden me interviewen over mijn plannen voor Het Nieuwsblad waarvan ik het hoofdredacteurschap had aanvaard. De slechte ervaringen met Isabel Albers indachtig maakte ik afspraken waarover het zou gaan. Ik eiste dat ik hun tekst voor publicatie zou mogen nalezen en indien ik niet akkoord ging met het eindresultaat ik kon weigeren dat het interview werd gepubliceerd.
Ik was gechoqueerd toen ik hun tekst te lezen kreeg. Er stonden vragen in die niet waren gesteld en zaken waarover niet was gesproken. Het was een amalgaam van de leugens die voorheen in De Standaard, in CVnews en in Humo waren verschenen. Waarover het had moeten gaan was herleid tot het minimum. Ik krabbelde mijn kritiek op de achterkant van de geprinte kopie met de boodschap dat het interview niet kon verschijnen. Ik telefoneerde naar hoofdredacteur Rik Van Cauwelaert. Ik vroeg hem het interview van Piryns en De Ceulaer met mij niet te laten verschijnen omdat ze onze afspraak hadden geschonden . Van Cauwelaert liet mij kort daarna weten dat hij inging op mijn verzoek.
Enkele jaren later na het misgelopen Knack-interview kreeg ik een vraag voor een interview van freelancer Jan Antonissen maar ook van Diederik Van den Abeele. Ze hadden vernomen dat ik een boek aan het schrijven was. Ik zou hun vraag overwegen wanneer ‘Glamour en Glitter, Geld en Macht. Welkom in Medialand’ zou verschijnen. Uitgever André Van Halewijck was aangenaam verrast dat het cordon sanitaire rond mij werd opgeheven. Hij maakte met Humo afspraken voor een exclusief interview met Jan Antonissen en een voorpublicatie uit het boek. Antonissen meldde mij een week voor de lancering van het boek dat het interview niet doorging. Ook de voorpublicatie zou er niet komen. Hoofdredacteur Guy Mortier had beslist dat ze geen promotie gingen maken voor een boek waarin zijn blad kritisch werd aangepakt o.m. over hun misselijkmakende heksenjacht op Notaris X die ze jarenlang valselijk beschuldigd hadden van incest met zijn jonge kinderen.
In diezelfde periode telefoneerde Diederik Van den Abeele mij vanuit Pattaya waar hij Lou ‘ca plane pour moi ’ De Prijck interviewde voor de Humo-reeks ‘Hoe zou het nog zijn met…’ Hij wilde naar Koh Samui overvliegen om mij te interviewen over mijn boek en mijn juridische zaak met Christian Van Thillo. En, voegde hij er aan toe om mij over de streep te trekken, dan kun je ‘Van Thillo eens goed zijn vet geven.’ Zijn doorzichtige trucje werkte niet . Ik zei dat hij niet welkom was.
Van den Abeele reageerde boos op mijn weigering. Hij voerde mij op in zijn interview met Lou zonder mij daarover te bevragen. ‘In zijn vragen over jou suggereerde hij liederlijke details in de hoop dat ik ze zou bevestigen zodat hij die daarna in mijn mond kon leggen’, vertelde Lou mij achteraf. ‘Hij was er duidelijk op uit om je te schaden.’
Met de opkomst van het internet werden ‘trials by media’ schering en inslag. Mensen worden beschuldigd en veroordeeld op basis van vermoedens, framing, onwaarheden, leugens. Het escaleert soms tot een middeleeuwse inquisitie. Het heeft niets met journalistiek te maken. De verontwaardiging is groot maar er gebeurt niets. Het verdienmodel primeert op de waarheidsvinding.
Nog niet zo lang geleden tackelde Joel De Ceulaer mij met een post op Twitter (nu X). Hij schreef dat ik destijds geëist had dat hij mijn bewerking van zijn interview moest publiceren en dat hij dat uiteraard geweigerd had. Enkele tweeters, journalisten die me nooit ontmoet hebben nota bene , deden er nog een schep bovenop.
De schaduw van De Standaard
Na een zoveelste ontkenning in De Standaard van mijn succes met Joepie en Dag Allemaal deed ik in mei 2011 een ultieme poging om een interview te krijgen in de ‘kwaliteitskrant’ die mij jarenlang op zo’n onheuse manier had behandeld. Ik vroeg hoofdredacteur Bart Sturtewagen in een mail of ik als ‘ervaringsdeskundige’ het een mocht hebben over de kwalijke evoluties in onze vak.
“Het spijt me”,antwoordde hij, “ maar het is niet omdat we dezelfde tegenstander hebben dat we gezamenlijk kunnen en moeten optreden. We hebben ieder onze eigen rol en motivatie. Dat maakt verschil. Met alle sympathie, maar wij gaan niet mee in deze oorlog. Dat is nu eenmaal niet mogelijk.”
Dezelfde tegenstander? Gezamenlijk optreden? Eigen rol en motivatie? Welke oorlog? Met een eenmalig interview waarin ik het wilde hebben over de groeiende druk op de onafhankelijkheid van de redacties en de normalisering van de leugencultuur in de media? Over hoe dat het vertrouwen in de Vierde Macht en de waakhond van de democratie ondermijnt?
En had de gerenommeerde krant niet een journalist in huis die me tijdens het interview bij de les kon houden en zo niet het eindresultaat door hem zelve kon worden bekeken, desgevallend beperkt en ingekort tot de essentie? Waarom was die man bang van zijn eigen schaduw?
Mijn vertrouwen in ‘de media’ is behoorlijk geschonden. Ik blijf geloven/hopen dat het goed komt.
Vorige post: Pers in ademnood, Media doodziek(deel 1)
Volgende post: De coup van Ilse Beyers (3)